Hof Arnmhem-Leeuwarden: Allianz/London stop met slachtoffer 18.5 jaar kapot procederen!

4.5 Uit de hierboven genoemde deskundigenrapporten (die weliswaar alle door A. bestreden worden, zowel wat de persoon van de deskundige betreft als de inhoud) komt een duidelijk beeld naar voren van een jonge vrouw die door een forse aanrijding fysieke letselschade heeft opgelopen en die uiteindelijk ook psychische klacht ( vermoeidheidsklachten, concentratieklachten) heeft ontwikkeld, die door de psychiater wordt omschreven als een somatoforme stoornis. Het voortduren van deze juridische procedure ‘onderhoudt deze klachten, althans staat herstel in de weg zo blijkt ook wel genoegzaam uit de deskundigenrapporten. In casu heeft als uitgangspunt te gelden de vaste jurisprudentie (van de Hoge Raad): indien bij een onrechtmatige daad als de onderhavige (veroorzaken van letsel door autobestuurder) het in de normale lijn van de verwachtingen liggende herstel uitblijft als gevolg van de persoonlijkheidsstructuur van het slachtoffer (A.), het uitblijven van (hier: verder) herstel niettemin als gevolg van de onrechtmatige daad aan de dader moet worden toegerekend (zie onder andere HR 8 februari 1985, NJ 1986, 136-137, renteneurose). Vermindering van de vergoedingsplicht vindt slechts plaats onder bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld als het slachtoffer niet meewerkt aan herstel (uit de stukken volgt dat A. psychologisch is begeleid in 2005-2006). Er zijn voorts in casu geen aanknopingspunten voor het aannemen van een zogenoemde “predispositie’: voor het ontwikkelen van een dergelijke somatofonne stoornis. De door A. ervaren klachten zijn niet ingebeeld of voorgewend, althans dat volgt ook niet uit de deskundigenrapporten. Het feit dat A. nog jaren heeft doorgewerkt leidt op zichzelf niet tot de conclusie dat het causale verband is doorbroken. Er zijn wel degelijk aanwijzingen dat de door A. ervaren klachten leiden tot beperkingen in haar functioneren. Zo beschrijft de verzekeringsarts Klarenbeek van het UWV op 2 juli 2007 dat betrokkene, na een ongeval in 1998, in de jaren voorafgaand aan de ziekmelding met haar klachten (waaronder hoofdpijn en concentratieproblemen) heeft doorgewerkt, maar daarbij in toenemende mate op haar tenen heeft gelopen. Deze verzekeringsarts concludeert dat A. beperkingen heeft ten opzichte van normaal functioneren. Psychiater Van den Bosch overweegt dat A. haar belastbaarheid als beperkt ervaart door de lichamelijke klachten die ze toeschrijft aan ongevalsgevolgen, hetgeen secundair tot vermoeidheidssensaties leidt die op hun beurt haar psychisch functioneren kunnen begrenzen. In beginsel heeft dan te gelden dat haar psychische schade (de somatoforme stoornis) toegerekend kan worden aan het ongeval (ex artikel 6:98 BW) en dat de daarmee samenhangende schade vergoed moet worden.

4.6 Vooruitlopend op de comparitie van partijen, die uitdrukkelijk bedoeld is om te onderzoeken of 18,5 jaar na het ongeval en na een lange gerechtelijke procedure, die met dit arrest nog niet ten einde is gekomen, een regeling bereikt kan worden, houdt het hof partijen de volgende uitgangspunten voor in het kader van de schadebegroting. Wat betreft het (toekomstig) verlies verdienvermogen geldt als uitgangspunt de vaste jurisprudentie (van de Hoge Raad) dat met de begroting hiervan rekening moet worden gehouden met een redelijke (en reële, zo voegt het hof toe) verwachting over toekomstige ontwikkelingen, in het bijzonder de toekomstige loopbaan. De verwachtingen van A. zijn (erg) hoog: zij zou een academische opleiding tot jurist hebben genoten en zij zou fulltime als kostwinner gaan werken, ook met kinderen, want haar man is lager opgeleid dan zij. Uit de stukken lijkt te volgen dat A. een mavo en meao-diploma heeft en dat zij na het ongeval eerst één jaar lang (in de avonden) een hbo-opleiding heeft gevolgd en daarna overgestapt is naar de Open Universiteit voor de opleiding Nederlands recht, welke opleiding zij niet heeft afgemaakt (hoe lang zij dat heeft gedaan blijkt niet uit de stukken). Uit de stukken volgt voorts dat A. in die tijd (2000~2002) ook nog bijbaantjes had in de horeca. A. wordt uitgenodigd om bij akte een overzicht te geven van haar opleidingen en de bijbehorende diploma’s / cijferlijsten. Voorts vordert zij schade voor verlies zelfwerkzaamheid en voor kosten huishoudelijke hulp. Hierover merkt het hof op dat A. een gezamenlijke huishouding voert met haar man (ervan uitgaande dat zij nog steeds gehuwd is), waarvan verwacht mag worden dat deze ook bijdraagt aan deze werkzaamheden. Verder vordert A. nog de andere schade (welke het hof niet geheel duidelijk is geworden, doch die zij nog kan toelichten bij akte). Ten slotte meent A. dat een hogere smartengeldvergoeding op zijn plaats is. Daarnaast vordert A. de gebruikelijk belastinggarantie. Uit de memorie van antwoord sub 7 volgt dat London voor materiële schade een bedrag van ongeveer € 45.000,- heeft betaald, voor immateriële schade een bedrag van € 32.500,- en voor buitengerechtelijke kosten een bedrag van € 20.000,-.

4.7 A. wordt door het hof tevens uitgenodigd bij akte een recente schadebegroting over te leggen, waarop London nog kan reageren alvorens de comparitie van partijen zal plaatsvinden (ook al is dat wat kort voor de reeds geplande zitting). Mutatis mutandis geldt dit voor de andere gevraagde informatie (zie 4.6) van A.

  1. De slotsom
    5.1 Met het neerzetten van de piketpalen (of uitgangspunten) zoals hierboven is weergegeven, zal het hof een comparitie van partijen bepalen voor het verkrijgen van inlichtingen als overwogen in de rechtsoverwegingen 4.6 en 4:7 en bovenal voor het beproeven van een schikking nu deze zaak al veel te lang loopt en opdat A. verder kan gaan met haar leven -in plaats van met verder procederen; dit laatste staat immers aan herstel van haar in de weg. Van London wordt verwacht dat ter zitting een schaderegelaar verschijnt die voldoende gevolmachtigd is om een schikking ter zitting aan te gaan.

5.2 Iedere verdere beslissing zal het hof aanhouden.

  1. De beslissing
    Het hof, recht doende in hoger beroep:
    bepaalt dat partijen, A. in persoon en London vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte en tot het geven van de verlangde inlichtingen in staat is en bevoegd is tot het aangaan van een schikking, samen met hun advocaten zullen verschijnen voor de meervoudige kamer van het hof, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem op donderdag 11 mei 2017 om 12.00 uur, om inlichtingen te geven als onder 4,6 en 4.7 vermeld en opdat kan worden onderzocht of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden;
    bij deze comparitie bestaat geen gelegenheid om pleitnotities voor te dragen;

verwijst de zaak naar de roldatum 25 april 2017 voor akte uitlaten aan de zijde van A. als weergegeven in rov, 4.6-4.7;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.A. Dozy, C.G. ter Veer en A.E.B. ter Heide en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 april 2017.

« « Vorige bericht:  Allianz Nederland en Mediation: misbruik van omstandigheden | Volgende bericht:  ClaimZorg klaagt advocaat Allianz aan bij de Orde van Advcoaten » »