Medische en juridische causaliteit bij whiplash

Medische en juridische causaliteit bij subjectief letsel

Volgens vaste rechtspraak van de Gerechtshoven en de Hoge Raad is het aan de benadeelde om te stellen en zo nodig te bewijzen dat hij aan gezondheidsklachten lijdt. Wanneer wordt vastgesteld dat het klachten-patroon plausibel is, wat doorgaans het geval is bij een consistent, consequent en samenhangend patroon van klachten, kan van het bestaan van klachten ook als het niet of moeilijk objectiveerbare klachten betreft worden uitgegaan.

Aan het bewijs van juridisch causaal verband tussen de klachten van het slachtoffer en het ongeval kunnen geen al te hoge eisen worden gesteld, juist indien er sprake is van klachten waarvoor een specifieke medische aantoonbare verklaring niet zomaar kan worden gegeven. Dit komt voor risico van de veroorzaker van het ongeval.

Indien vóór het ongeval deze gezondheidsklachten niet bestonden, de gezondheidsklachten op zich door het ongeval veroorzaakt kunnen worden en een alternatieve verklaring voor de gezondheidsklachten ontbreekt, zal het bewijs van het oorzakelijk verband daarmee veelal geleverd zijn. Daarvoor is niet noodzakelijk dat een sluitende wetenschappelijke verklaring wordt gegeven voor de klachten waaruit in wetenschappelijke zin onweerlegbaar volgt dat de klachten het gevolg zijn van het ongeval.

Indien het causaal verband tussen de subjectieve gezondheidsklachten en het ongeval is vastgesteld, dient te worden beoordeeld of deze gezondheidsklachten ook tot beperkingen leiden. Het gaat bij de beoordeling van de beperkingen niet zozeer om het vaststellen van de meetbare functionele beperkingen van de benadeelde, maar om het vaststellen van de mate van activiteiten en participatie van het slachtoffer.

Bij die vaststelling zijn niet alleen de lichaamsfuncties en anatomische eigenschappen relevant, maar dienen ook de persoonlijke en omgevingsfactoren van de benadeelde te worden gewogen. Het enkele feit dat er sprake is van subjectieve klachten, waarvoor een neurologisch substraat ontbreekt, staat dan ook nog niet in de weg aan de conclusie dat toch sprake is van beperkingen in de hiervoor weergegeven betekenis.

Niet medisch maar juridisch causaal verband is doorslaggevend

Inherent aan subjectief letsel zoals het whiplashsyndroom of rugklachten is dat het om moeilijk objectiveerbare klachten gaat. De vraag of er sprake is van causaal verband tussen het ongeval en de door de deskundige geconstateerde klachten is een juridisch oordeel en is aan de rechter voorbehouden.

Medisch adviseurs van Verzekeraars wijzen whiplash gerelateerde klachten zoals hoofdpijn, vergeetachtigheid, concentratieverlies, energieverlies, oververmoeidheid en/of rugklachten af wanneer er geen structureel letsel is en in het verlengde daarvan baseren keurend neurologen en orthopaeden zich op gedateerde protocollen van hun beroepsgroep (NVvN + NOV-WIA). De hogere rechtspraak maakt hier evenwel korte metten mee en stelt een aantal criteria op waarlangs het causaal verband tussen ongeval en letsel(schade) moet worden beoordeeld.

Standaard volgen dossierbehandelaars van Verzekeraars de visie van hun medisch adviseurs. Zie echter Hof ’s-Hertogenbosch, 11 september 2012:

“Een medisch adviseur is een hulppersoon die zich dient te beperken tot het samenvatten van medische rapporten + beantwoorden van de gestelde vragen door de dossierbehandelaar en daarbij zijn (subjectieve) visie achterwege te laten. De dossierbehandelaar dient de discussie over de causaliteit dient te voeren in plaats van het doorzenden van de adviezen van zijn medisch adviseur en daarmede dus een postbusfunctie vervult”.

Een positieve tendens is waarneembaar in de rechtspraak nu de rechtelijke macht aangeeft dat er breder naar de situatie van het slachtoffer moet worden gekeken en oordeelt dat ten aanzien van chronische pijnklachten in relatie tot het algemeen dagelijks functioneren (activiteiten en participatie) het wenselijk is dat er ook een medische expertise plaats heeft door een revalidatie-arts (of anesthesioloog) na een neurologische- en een neuropsychologische expertise. Nogmaals, keurend neurologen en orthopeden kennen geen waarde toe aan pijnklachten als er geen structureel (objectief) letsel zichtbaar is nu hun Protocollen dit voorschrijven. Het gebruik van subjectieve klachtenscores (Quickdash, PDQ, etc) wordt afgeraden voor deze beroepsgroep omdat de NOV en de NVvN van mening zijn dat de beoordeling medische klachten moet berusten op objectieve gegevens en niet op subjectieve klachten.

Hier ontstaat dus een gapend gat in onderzoek en waardering van de pijnklachten van een slachtoffer. Vanuit het medisch revalidatiegeneeskundig perspectief wordt onderzocht of er sprake is van een consistent chronisch pijnsyndroom. Deze wordt volgens de Werkgroep Pijnrevalidatie Nederland (WPN) ingevolge de wetenschappelijke Beroepsorganisatie van Revalidatieartsen (VRA) geclassificeerd in 4 categorieën (1 t/m 4). Het gapend gat dat keurend neurologen en orthopeden als het gaat om waarderen van chronische pijnklachten bewust laten vallen wordt dus met dank aan de rechter door medici van een andere discipline genuanceerd weer ingevuld.

Zie ook het artikel van Mr. Roht in Letsel & Schade 2021 nr. 1 waarin dit wordt besproken.

Wederom vanwege het vermeend ontbreken van structureel letsel oordeelt menig keurend neuroloog bij het whiplashletsel dat ten aanzien van gemelde pijnklachten en diverse cognitieve stoornissen er op basis van de voor hen geldende keuringsprotocollen geen causaal verband is met het bewuste ongeval en aan de genoemde beperkingen geen waarde wordt toegekend zodat nader onderzoek door een neuropsycholoog niet nodig is. Hier begeeft deze beroepsgroep zich buiten haar terrein. Het vaststellen van stoornissen in het cognitief functioneren, zoals aandacht en concentratie, leervermogen, geheugen, taalexpressie en taalbegrip, visueel-ruimtelijke functies en vaardigheden, sociale cognitie en executief functioneren is bij uitstek het terrein van de klinisch neuropsycholoog die een eigen en zelfstandig keuringsprotocol heeft en zeker niet zoals medisch adviseurs van Verzekeraars betogen een hulponderzoek is voor de neuroloog! Het verdient in dit verband aanbeveling om niet een neuroloog te verzoeken dit onderzoek uit te voeren maar dit als een zelfstandige entiteit te benaderen na een neurologische expertise. Daarnaast kan aan de klinisch neuropsycholoog gevraagd worden uitspraken te doen over het emotioneel functioneren, stoornissen en vermoeidheidsklachten in het gedrag en de betrouwbaarheid van de verkregen informatie.

De conclusie is dan ook dat het slachtoffer er een gerechtvaardigd belang bij heeft dat niet aan de neuroloog over te laten om te beslissen over het al dan niet laten plaatsvinden van een NPO.

Zie ook het artikel van  Mr. Roht in Letsel & Schade 2021 nr. 3 waarin dit wordt besproken.

Aanbevelingswaardig is voorts het artikel van mr. Roijackers in Letsel & Schade 2020 nr. 1 waar de ICF-richtlijn wordt besproken die in 2001 is vastgesteld door de World Health Organization (WHO). ICF staat voor ‘International Classification of Functioning, Disability and Health. Duidelijk wordt dat er veel ruimer naar het begrip arbeidsongeschiktheid moet worden gekeken en niet op de beperkte wijze zoals medisch adviseurs van Verzekeraars dat doen. Dat de rechterlijke macht hier inmiddels ook (stapsgewijs) naar toe werkt moge uit de praktijk blijken nu zij medische expertise door revalidatieartsen of anesthesiologen beveelt in kwesties waar de keurend neurologen en orthopeden het (protocollair) laten afweten.

Voor wie denkt dat deze “bloemlezing” uitsluitend is gericht op het post whiplash syndroom wordt onder de aandacht gebracht …..

ClaimZorg

Johannes de Bruin

25 januari 2022

« « Vorige bericht:  Allianz: blijft een beruchte verzekeraar, rechtbank treedt corrigerend op | Volgende bericht:  Ook medisch adviseurs van verzekeraars dienen rechtspraak te respecteren » »