Hoge Raad in whiplashzaak stelt tekortkomingen vast bij dr. Verhagen, neuroloog

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN, 22 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1275

Zie ook de uitvoerige behandeling van deze casus door de Advocaat Generaal Prof. dr. Lindenbergh, rechtspraak.nl (ECLI:NL:PHR:2023:308).

Ik heb eerder op mijn weblog en Letselschade Forum betoogd dat slachtoffers van een whiplash letsel door een ongeval bij een medische keuring door de heren dr. Verhagen en zijn collega’s dr. Verrips en dr. Berndsen van een koude kermis thuis komen. Dat deze neurologen geliefd zijn bij Verzekeraars zoals Achmea, ASR Verzekeringen, Allianz en Nationale-Nederlanden mag dan ook niet tot verbazing leiden. Zij krijgen van Verzekeraars jaarlijks veel medische expertise opdrachten tegen een fee per casus van € 4.000 tot € 5.000 en dat tussendoor het spreekuur van de reguliere patiënten (..).

De neuroloog dr. Verhagen en zijn collega’s werkzaam in hetzelfde ziekenhuis te Nijmegen stellen standaard in hun rapporten dat aan pijnklachten – en dat is typerend voor het whiplashletsel – geen betekenis wordt toegekend nu er geen medisch aanwijsbaar substraat (schedelbasisfractuur bijvoorbeeld) aanwezig is. Deze zotte en ernstig gedateerde conclusie wordt in grote dank door Verzekeraars ontvangen en is gebaseerd op zogenaamde protocollen van de Nederlandse Vereniging van Neurologen (NVvN) welke niet alleen sterk verouderd zijn maar bovendien door een aantal neurologen wordt gepasseerd als zijnde ver buiten de medische werkelijkheid. Er gaan steeds meer stemmen in de wereld van de Neurologen op om de oudere protocollen te hanteren – daar gaan medisch adviseurs van Verzekeraars niet in mee – dan wel de huidige aan de reële praktijk aan te passen maar het laat zich raden hoever de invloed van derden op de NVvN reikt en welke beweegredenen daaraan ten grondslag liggen om dat maar liever niet te doen.

Het is onbegrijpelijk dat de rechtbank steeds weer dr. Verrips, dr. Verhagen of dr. Berndsen benoemt als deskundige nu dit trio steevast discutabele conclusies trekken ten faveure van de Verzekeraar. Bij het whiplash letsel wordt standaard door de medische behandelaars tegen de dagelijkse hoofdpijn paracetamol voorgeschreven. Genoemd neurologisch trio stelt evenwel zonder enige onderbouwing in haar keuringsrapporten dat de hoofpijn geen ongevalsgevolg is maar komt door paracetamol inname! Verzekeraars handen dan telkenmale weer de slingers op en vieren feest! Deze permanente onwetendheid bij rechters en de onwil daar het nodige tegen te doen is een doorn in het oog van de raadsman/vrouw die het slachtoffer in rechte bijstaat en tegen een enorme ambtelijke muur van rechterlijke onwetendheid/dwaling aanloopt.

De Hoge Raad gaat in onderstaand arrest lijnrecht in tegen het oordeel van zowel de Rechtbank en in hoger beroep het Hof die zich baseren op de medische keuringsrapporten van dr. Verhagen en dr. van den Doel, neuroloog en vooral berucht anti whiplash ingesteld.

 Verkorte samenvatting arrest HOGE RAAD, 22 september 2023, rechtspraak.nl:      ECLI:NL:HR:2023:1275.

In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

(i) [eiser] heeft sinds 2003 een motor- en autorijschool.

(ii) Begin 2011 bleek bij [eiser] sprake te zijn van een nekhernia op niveau C5-C6. In verband hiermee heeft de arbeidsongeschiktheidsverzekeraar van [eiser] , De Amersfoortse Verzekeringen de arbeidsongeschiktheid van [eiser] voor zijn werk als zelfstandig rijschoolhouder bepaald op 65-80% per 18 april 2011, op 55-65% per 1 oktober 2011 en op 45-55% per 15 november 2011.

(iii) In november 2011 is [eiser] voor acht uur per week in loondienst gaan werken als vrachtwagenchauffeur.

(iv) Op 28 februari 2012 heeft [eiser] door een plotselinge beweging tijdens een rijles weer heftige pijn gekregen in nek, schouder en rechterarm, in verband waarmee hij door De Amersfoortse tijdelijk volledig arbeidsongeschikt is verklaard. Per 13 maart 2012 heeft De Amersfoortse de arbeidsongeschiktheid van [eiser] weer bepaald op 45-55%.

(v) Op 19 mei 2012 is [eiser] , terwijl hij met zijn motorfiets stilstond voor een verkeerslicht, van achteren aangereden door een bij Vivium verzekerde automobilist (hierna ook: het ongeval). Vivium heeft aansprakelijkheid voor het ongeval erkend.

Hoge Raad:

De vraag of de na het ongeval opgetreden medische klachten van [eiser] een condicio sine qua non (hierna: csnq)-gevolg (kunnen) zijn van het ongeval kan alleen beantwoord worden na onderzoek door een of meer medische deskundigen, ook al blijft het oordeel over de causaliteit uiteindelijk aan de rechter. De benadeelde partij zal het bestaan van dit csqn-verband in beginsel aannemelijk moeten maken. Als de omstandigheden daartoe aanleiding geven kan de rechter het vermoeden aannemen dat niet eerder bestaande klachten die zich (kort) na het ongeval hebben geopenbaard moeten worden gezien als een gevolg daarvan voor zover niet duidelijke aanwijzingen bestaan voor het tegendeel. Voor het aannemen van dit vermoeden bestaat minder grond als de benadeelde vóór het ongeval al medische klachten had van dezelfde aard. Dit neemt niet weg dat deze klachten kunnen zijn verergerd door het ongeval. Voor zover er nieuwe en andere klachten optreden is er voor dit vermoeden weer meer plaats.

Als het gaat om bepaling van de schade moet vervolgens worden vastgesteld op basis van de gezondheidstoestand van de benadeelde in hoeverre deze zonder het ongeval hetzelfde arbeidsvermogen zou hebben behouden. 

Het ontbreken van een medisch aantoonbare verklaring voor het letsel behoeft niet zonder meer in de weg te staan aan het aannemen van een csqn-verband. In het onderhavige geval heeft de rechtbank de neuroloog Verhagen benoemd om het medische onderzoek uit te voeren. Hij komt tot de conclusie dat er sprake is van een ‘whiplash associated disorder graad II’ en dat bij de nekklachten ook gedacht kan worden aan discogene hoofdpijn of een combinatie van een en ander.

[Eiser] heeft terecht aangevoerd dat de conclusie van de deskundige Verhagen dat er geen reden is om aan te nemen dat de reeds lange tijd aanwezige klachten in de loop van de tijd spontaan zouden verdwijnen, niet voldoende gemotiveerd is in het licht van de medische verklaringen die in het geding zijn gebracht. [eiser] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat uit onderzoeken blijkt dat zijn hernia klachten, met uitzondering van een incident, aan het verminderen waren en dat hij, zij het in beperkte mate, steeds is blijven werken. Hij heeft ook aannemelijk gemaakt dat de klachten na het ongeval sterk zijn toegenomen en dat hij niet meer in staat is geweest te werken. Dat er zoals Vivium heeft aangevoerd, een wisselend beeld naar voren komt uit de medische verklaringen kan aan het vorenstaande niet afdoen. Er is vooralsnog ook onvoldoende reden om aan te nemen dat de aard van het ongeval geen nieuw letsel kan hebben veroorzaakt. 

Voorts heeft [eiser] terecht tegen het rapport van Verhagen ingebracht dat deze meent dat er geen specifieke onderzoeksbevindingen zijn “juist voorafgaand aan het nu aan de orde zijnde ongeval”. Er bestaat immers aan de hand van de beschikbare medische informatie een duidelijk beeld van de toestand van [eiser] voorafgaand aan het ongeval. De deskundige heeft in feite bij gebreke van “specifieke onderzoeksbevindingen” zich onthouden van een antwoord op de vraag of de medische toestand van [eiser] als gevolg van het ongeval is verergerd. Nu ervan moet worden uitgegaan dat de klachten van [eiser] na het ongeval zijn toegenomen en hij als gevolg daarvan niet meer heeft gewerkt, had die vraag niet onbeantwoord mogen blijven. Het onderzoek van de deskundige schiet hier tekort. Waar voor het ongeval, naar het hof voorshands aanneemt, nog wel sprake was van een gedeeltelijk arbeidsvermogen, ontbrak dit na het ongeval. Hoewel de deskundige concludeert dat er ten aanzien van de klachten geen sprake is van een neurologisch substraat, staat vast dat [eiser] ernstige klachten had, die werden toegeschreven aan een nekhernia, en dat die klachten na het ongeval kennelijk zijn toegenomen en worden toegeschreven aan een andere oorzaak, namelijk whiplash associated disorder. Daarover geeft de deskundige geen oordeel. Onduidelijk is gebleven waarom de klachten van [eiser] niet als aanwezig, reëel, niet ingebeeld, niet voorgewend en niet overdreven kunnen worden beschouwd. De deskundige spreekt wel van “inconsistenties” maar verbindt daaraan geen duidelijke conclusie.

Op grond van het vorenstaande is er onvoldoende basis voor het oordeel van de rechtbank dat de klachten ook zonder ongeval kunnen zijn toegenomen. De hierop gerichte grieven slagen dan ook.

Bij het tweede tussenarrest heeft het hof de neuroloog dr. E.M.H. van den Doel (hierna: de deskundige) tot deskundige benoemd en aan hem de IWMD-vragenlijst voorgelegd, met in aanvulling op vraag 2.b. van die lijst de vraag in hoeverre bij [eiser] sprake is van een arbeidsongeschiktheid die in medisch opzicht redelijkerwijs is gerelateerd aan het ongeval op 19 mei 2012, met inachtneming van het feit dat [eiser] op die datum al voor 45-55%  arbeids- ongeschikt was verklaard wegens hernia-nekklachten.

Hof:

Bij het eindarrest heeft het Hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, op grond van de volgende overwegingen:

Het hof neemt de volgende conclusies van de deskundige Van den Doel, neuroloog over. “De eerste vraag waar de deskundige zich buiten de voorgelegde vraagstelling om dan ook voor gesteld ziet is wat de diagnose is betreffende de huidige toestand van betrokkene. Dit kan kort worden samengevat: de klachten en de bevindingen bij het neurologisch onderzoek, en de bevindingen bij eerder verricht aanvullend beeldvormend onderzoek leiden tot de conclusie dat er geen sprake is van een aandoening op neurologisch vakgebied. Deze conclusie komt overeen met die van de neuroloog Verhagen van 2015. Betrokkene geeft geheugen- en concentratiestoornissen aan; er zijn geen aanwijzingen voor een aandoening op neurologisch vakgebied die dit zou verklaren. Er is geen sprake geweest van een schedeltrauma.

Vervolgens doet zich de vraag voor wat de diagnose op neurologisch vakgebied was of zou zijn geweest uitgaande van de ter beschikking staande gegevens en de anamnese, waarbij de huidige onderzoeksresultaten kunnen worden betrokken. Daaruit kan worden afgeleid dat er geen aanwijzingen zijn dat er bij het ongeval sprake is geweest van een ander letsel dan een toegenomen klachtenpatroon zoals dat voor het ongeval was. Er zijn echter geen aanwijzingen dat er daarbij een zodanig zenuwletsel is ontstaan dat blijvende gevolgen mogen worden aangenomen. Kortom, er zijn van het ongeval geen blijvende gevolgen.”

Daarmee is aldus het Hof het lot van de vorderingen van [eiser] bezegeld. De deskundige heeft immers ook geconcludeerd: “Er is ten gevolge van het ongeval dus aantoonbaar geen verandering ontstaan van de halswervelkolom in de vorm van een traumatisch letsel. Uit het voorgaande blijkt dat niet is komen vast te staan dat sprake is geweest van een toegenomen arbeidsongeschiktheid van [eiser] als gevolg van het ongeval. Omdat [eiser] aan al zijn vorderingen tot grondslag heeft gelegd dat daarvan wel sprake is geweest, komen zij niet voor toewijzing in aanmerking”. 

Hoge Raad:

Het middel klaagt in de onderdelen (..) onder meer dat het oordeel van het hof in het eindarrest tegenstrijdig is aan, althans onvoldoende is gemotiveerd in het licht van het 1e tussenarrest. De laatstgenoemde overwegingen hielden in dat het ontbreken van een medisch aantoonbare verklaring voor het letsel niet zonder meer in de weg behoeft te staan aan het aannemen van causaal verband, dat de vóór het ongeval bij [eiser] reeds aanwezige klachten na het ongeval kennelijk zijn toegenomen en worden toegeschreven aan een andere oorzaak, namelijk whiplash associated disorder, dat Verhagen daarover geen oordeel heeft gegeven, en dat onduidelijk is gebleven waarom de klachten van [eiser] niet als aanwezig, reëel, niet ingebeeld, niet voorgewend en niet overdreven kunnen worden beschouwd. In het licht van deze overwegingen in het eerste tussenarrest is volgens de onderdelen onbegrijpelijk dat het hof in het eindarrest zonder nadere motivering de vordering afwijst op grond van de conclusie van de deskundige dat er geen aandoening is op neurologisch vakgebied.

Deze klacht is gegrond.

In het eerste tussenarrest heeft het hof uitdrukkelijk de mogelijkheid opengelaten dat ook wanneer een medisch aantoonbare verklaring voor de klachten van [eiser] ontbreekt, condicio sine qua non-verband wordt aangenomen. Verder oordeelde het hof dat op basis van het deskundigenbericht van Verhagen onduidelijk was gebleven waarom de klachten van [eiser] niet als aanwezig, niet ingebeeld, niet voorgewend en niet overdreven kunnen worden beschouwd. Tegen deze achtergrond is het oordeel van het hof in zijn eindarrest dat met de conclusies van de deskundige het lot van de vorde-ringen van [eiser] is bezegeld, onvoldoende gemotiveerd. Het hof is in het eindarrest immers niet ingegaan op de in het eerste tussenarrest opengelaten mogelijkheid dat condicio sine qua non-verband wordt aangenomen, ook indien een aandoening op neurologisch vakgebied niet komt vast te staan.

De Hoge Raad:

– vernietigt het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 15 februari 2022;

– verwijst het geding naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ter verdere behandeling

Naschrift ClaimZorg:

Sinds 2001 bij het verschijnen van het Hoge Raad arrest Zwolsche Algemeene/De Greef zijn Verzekeraars zoals Achmea, Nationale-Nederlanden, Allians, ASR Verzekeringen doende tegen dit belangrijke arrest een (zinloze en kostbare) argumentatie op tegenspraak in te brengen.

Jaren later stelt in een conclusie van de Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad mr. Wuisman van 23 juni 2017 (ECLI:NL:PHR:2017:647) dat de Hoge Raad met de passage dat “niet al te hoge eisen aan het bewijs van het oorzakelijk verband tussen het ongeval en de gezondheidsklachten kunnen worden gesteld” aanhaakt bij een in cassatie niet bestreden oordeel van het Hof. Wuisman wijst er op dat de passage dus niet het eigen oordeel van de Hoge Raad weergeeft, terwijl dat in de lagere rechtspraak onvoldoende bekend is. Deze opvatting ging er bij Verzekeraars in als “Gods woord in een ouderling”.

De Hoge Raad herhaalt nu in haar recente arrest de rechtspraak in haar arrest Zwolsche Algemeene/De Greef  (ECLI:NL:HR:2001:AB2054) = onderzocht moet worden of de klachten van [eiser] als aanwezig, reëel, niet ingebeeld, niet voorgewend en niet overdreven kunnen worden beschouwd. Er mogen daarbij geen al te hoge eisen worden gesteld aan het bewijs van het bestaan van causaal verband tussen het ongeval en de klachten. Hiermede valt het jarenlange verweer van Verzekeraars en de conclusie van Advocaat Generaal Wuisman uit 2017 volledig in het water!

De Hoge Raad geeft nu wederom aan langs welke criteria het causale pad moet worden gevolgd en waarbij geldt dat niet het medisch maar het juridisch causaal verband doorslaggevend is (het conditio sine qua non verband).

Vaste rechtspraak Gerechtshoven

Het is permanente rechtspraak van de vijf Gerechtshoven dat het aan een benadeelde is om te stellen en zo nodig te bewijzen dat hij/zij aan gezondheidsklachten lijdt. Wanneer kan worden vastgesteld dat het klachtenpatroon plausibel is, wat doorgaans het geval zal zijn bij een consistent, consequent en samenhangend patroon van klachten, kan van het bestaan van klachten – overigens ook als het niet of moeilijk objectiveerbare klachten betreft –  worden uitgegaan”.

Nota bene: het lijkt er op dat het Hof Den Bosch in haar eindarrest een flinke uitglijder dit keer heeft gemaakt en terecht wat haar eindarrest door de Hoge Raad wordt gesanctioneerd en die voor verdere behandeling door verwijst naar het Hof Arnhem-Leeuwarden.

In elk geval is voor de Gerechtshoven nu duidelijk dat naast haar eigen vaste causaliteitscriteria zij  zich nu wél naar het arrest van 22 september 2023 van de Hoge Raad moet richten ofwel onderzocht moet worden of de klachten van [eiser] als aanwezig, reëel, niet ingebeeld, niet voorgewend en niet overdreven kunnen worden beschouwd en daarbij geen al te hoge eisen mogen worden gesteld aan het bewijs van het bestaan van causaal verband tussen het ongeval en de klachten. En laat dan nu precies staan in haar arrest Zwolsche Algemeene/De Greef uit 2001!

Pre-existente aandoeningen doorbreken het (juridisch) causaal verband niet, uitgezocht dient te worden in hoeverre er sprake is van verergering van bestaande en/of andere klachten na bewuste ongeval (= hernia in dezen pre-existent, meer klachten door whiplashletsel). Daarbij kan ook nog aan de orde zijn of er sprake is van een door het ongeval ingetreden luxerend moment op latent aanwezige klachten ofwel het ongeval heeft nog niet kenbare wel aanwezige aandoeningen naar voren gehaald.

Pijnklachten

Pijnsensaties zijn de meest beruchte klachten van whiplash patiënten. Zij komen als het gaat om waardering daarvan op basis van de voorgeschreven protocollen van de NVvN tekort. Alhoewel medisch adviseurs van Verzekeraars mordicus daar tegen zijn dient na een medische expertise door een neuroloog er een medische expertise door een revalidatiearts te komen. Hierover is zeer interessante rechtspraak en vakliteratuur over. Het zijn juist revalidatieartsen/pijnspecialisten uit de Academische Ziekenhuizen die de pijnklachten onderzoeken en deze classificeren en dus wel degelijk medische waarde aan die pijnklachten toekennen.

Fijn dat de rechtbank Rotterdam in 2021 hier voorop ging en vonniste dat na een medische expertise door een neuroloog er een revalidatie expertise moest komen op basis van de “pijnsyndroom protocollen” voor revalidatieartsen.

Johannes de Bruin

ClaimZorg Letselschade

« « Vorige bericht:  Nogmaals pas op bij neurologische expertises! | Volgende bericht:  standaardisering smartengeld is nodig! » »