Medisch adviseurs van Verzekeraars: het blijven “gedateerde broodschrijvers”

Mijn commentaar:

De conclusie van de medisch adviseur van ASR Verzekeringen dat nu er structureel letsel of neurologisch substraat ontbreekt (stelling); er dus geen blijvende beperkingen worden verwacht; en op basis van de AMA-guide 6e editie er geen blijvende invaliditeit is, dient te worden gekwalificeerd als ernstig gedateerd en is in strijd met de rechtspraak van de 5 Gerechtshoven die consequent en consistent het pad van de medische causaliteit naar de juridische causaliteit aangeeft.

Wie gaat eens bij ASR Schadeverzekering uiteenzetten (maar dat geldt ook voor de andere Verzekeraars in Nederland) welke relevante vragen er aan de medisch adviseur moeten worden gesteld in plaats van klakkeloos een medisch advies aan te vragen aan niet goed in de letselschadematerie ingewerkte medisch adviseurs? Dit nalaten raakt de kwaliteit van de behandeling van een zaak in negatieve zin voor de cliënt!

Nota bene: nog daargelaten of de AMA-guide 6e editie van toepassing is wordt door medisch professionals de vraag gesteld of deze bij “subjectief letsel” wel toepasbaar is. Bekend is dat de AMAguide prima werkt bij ongevallenuitkeringen waar sprake is van verlies van lede maten of amputaties maar bij een letsel-schadezaak vide boek 6 Burgerlijk Wetboek gelden andere toerekeningcriteria gegeven de rechtspraak die prevaleert (!) boven de protocollen van de vereniging van Neurologen (NVvN) en Orthopeden (NOV WIA) die immers voorgeschreven krijgen aan pijnklachten en daaraan inherent functionele beperkingen geen waarde toe te kennen als een medisch substraat (bijvoorbeeld een fractuur) ontbreekt. Lariekoek!

Een zaak nogal simpel afwijzen omdat een medisch substraat ontbreekt hoort derhalve niet thuis in een letselschadedossier echter alle Verzekeraars zijn voor dit onderwerp aantoonbaar Oost Indisch doof. Maar dit terzijde.

Rechtspraak van de Gerechtshoven:

Inherent aan whiplashklachten is dat deze moeilijk objectiveerbaar zijn, omdat er bij deze klachten een anatomisch substraat ontbreekt, dat wil zeggen dat de klachten veelal niet aantoonbaar zijn op medisch beeldmateriaal. De medische beoordeling van het bestaan van deze klachten berust daarom vooral op de anamnese van de patiënt. Enige objectivering van de subjectieve klachten is wel vereist. Op grond van vaste rechtspraak is daarvoor voldoende dat de klachten reëel, niet ingebeeld en niet overdreven zijn.

 Dat de klachten niet door beeldmateriaal (röntgen, MRI of anderszins) geobjectiveerd kunnen worden en dat er in medische zin geen sprake is van letsel moge zo zijn, maar ook dit gegeven staat niet in de weg aan het aannemen van causaal verband tussen klachten en ongeval.

 Naar het oordeel van het Hof in een situatie waarin sprake is van een substraatloos maar een plausibel klachtenbeeld en waarin eveneens plausibel is dat deze klachten gelet op de gehele context tot beperkingen leiden staat niettegenstaande dat er sprake is van substraatloze klachten het aannemen van beperkingen niet in de weg. Ook substraatloze kunnen tot relevante beperkingen leiden, mits plausibel is dat van beperkingen sprake is.

– Hof ’s-Hertogenbosch 02 februari 2010

– Hof ’s-Hertogenbosch 26 april 2011

– Hof Arnhem 05 juli 2011

– Hof Leeuwarden 09 december 2012

– Hof Arnhem-Leeuwarden 05 februari 2013

– Hof Amsterdam 18 juni 2013

– Hof ’s-Hertogenbosch 02 juli 2013

– Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden dd. 25-02-2020

Jan (Johannes) de Bruin

ClaimZorg Letselschade

februari 2024v

« « Vorige bericht:  Inshared en de bende van ellende | Volgende bericht:  De koekenbakkers van Allianz » »