Whiplash

Den Haag, 22 juni 2011

Geachte dames en heren,

Ik diende nog over de laatste stand van zaken te beschikken om eerst daarna bij u een tussentijds regelingsvoorstel voor te leggen. Die informatie verkreeg ik eerst gisteren na een bespreking met cliënte.

Uitgangspunt voor cliënte is het volledig medisch dossier inclusief de Arbo gegevens.

Op basis van deze medische gegevens heeft mijn medisch adviseur op 2 juni 2010 een zeer uitvoerige samenvatting van het geheel gemaakt.

Uit het rapport van 2 juni 2010 komt (concluderend) naar voren:

“Een zeer uitgebreid dossier dat onmiddellijk de ernst, omvang en hardnekkigheid van de bij betrokkene posttraumatische klachten en belemmeringen weerspiegelt. Onweerlegbaar is hier sprake van een klachtenpatroon dat valt te publiceren binnen de kaders van een chronisch pijnsyndroom ofwel een chronisch post whiplash syndroom. In aanvang begonnen met nekklachten, cognitieve en neuro-vegetatieve bezwaren heeft zich door de tijd heen een uitbreiding/verdieping van klachten en beperkingen gerealiseerd. Daarvoor zijn niet alleen de fysieke ongemakken en beperkingen als hoofdschuldige aan te merken, hoewel zij onmiskenbaar wel het luxerend moment zijn geweest voor het ontstaan van alle problematiek, maar successievelijk hebben andere factoren en omstandigheden het klachtenpatroon van betrokkene en subjectieve beleving daarvan in negatieve zin beïnvloed en mede ingekleurd. Successievelijk is daardoor ook een meer negatieve grondstemming ontstaan welke middels medicatie gepoogd werd te behandelen. Voor wat betreft de lichamelijke klachten werd betrokkene langdurig en intensief fysiotherapeutisch begeleid. Zoals aangegeven (ook door de medisch adviseur van wederpartij) is betrokkene in een negatieve spiraal terechtgekomen met een duurzame ontwrichting tussen belasting en belastbaarheid.

En verder:

“Onmiskenbaar oefent betrokkene als fulltime verpleeghulp een fysiek zwaar belastend beroep uit. Dit gegeven, tezamen met de op betrokkene van toepassing zijnde socio-demografische gegevens pleiten wel heel sterk voor de motivatie van betrokkene om haar werk ondanks “alles” tot nu toe kennelijk toch te hebben kunnen volhouden”.

En verder:

“De causaliteit van dit alles wordt uiteindelijk nog eens genoegzaam onderstreept door een huisartsen-journaal dat qua voorgeschiedenis eigenlijk volledig blanco is en geen enkele aanwijzing laat zien dat betrokkene, ware haar het ongeval niet overkomen, op termijn vergelijkbare klachten en belemmeringen zou hebben ontwikkeld. Gelet op de inmiddels verlopen tijdspanne tussen het ongeval en het heden, de uitgesproken inzichtgevende berichtgeving hieromtrent van huisarts en bedrijfsarts maar ook vooral de fysiotherapeut, bieden geen enkele opening om aan te kunnen/mogen nemen dat zich binnen afzienbare tijd alsdan spontaan een verbetering van de gezondheidsklachten zal voordoen, of dat de negatieve vicieuze cirkel zich ten goede zal gaan keren”.

In het rapport van de 7 maart 2011 van de medisch adviseur wordt gemotiveerd en onderbouwd de stellingnames van de medisch adviseur van verzekeraar weerlegd. In dit verband blijft de rapportage van 2 juni 2010, gebaseerd op een volledig medisch dossier, onverkort gehandhaafd en dient dan ook als uitgangspunt voor de medische en juridische onderbouwing van de schadeclaim van cliënte.

Wat het juridisch gedeelte betreft is interessant het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 oktober 2010 (LJN: B03227).

In deze whiplash zaak waarin uw Maatschappij de aansprakelijke verzekeraar is (..) oordeelt de rechter over de kwaliteit van de rapportage van de neuroloog dr. Linssen (door de rechtbank Amsterdam ingeschakeld in het kader van een Voorlopig Deskundigenbericht) op basis van de zeer heldere overwegingen:

1. Het enkele feit dat dr. Linssen geen percentage functieverlies heeft vastgesteld, maar wel heeft geconcludeerd dat slachtoffer beperkingen ervaart, is in het licht van de overwegingen van Achmea Personenschade onvoldoende aanleiding om geen doorslaggevende betekenis aan het rapport toe te kennen voor het bewijs van de ongevalsgevolgen.

2. Het staat de deskundige vrij om op eigen wijze beperkingen te beoordelen en eventueel vast te stellen, zolang hij dat maar duidelijk motiveert.

3. Dr. Linssen heeft duidelijk en in begrijpelijke bewoordingen aangegeven waarop zijn diagnose is gebaseerd, te weten:
– op de anamnese waarin onder meer is opgenomen de ervaren klachten
– datgene wat zich heeft voorgedaan
– het tijdsverloop van ondergane behandelingen
– en het effect daarvan heeft opgenomen
– alsmede op het door hem verrichte neurologisch onderzoek

Daarmee heeft de deskundige de door hem vastgestelde beperkingen voldoende onderbouwd. Derhalve ziet de rechtbank geen aanleiding de deskundige daarin niet te volgen, zoals door verzekeraar wordt verzocht.

Interessant is voorts het commentaar van Dr. Linssen naar aanleiding van het klaagschrift van verzekeraar over de kwaliteit van diens rapport:

Dr. Linssen stelt:

“Als commentaar naar aanleiding van de vragen kan ik nog vermelden dat een neurologische diagnose in veel gevallen niet gebaseerd is op het al dan niet bestaan van objectiveerbare medische neurologische afwijkingen. Een diagnose ontstaat op basis van de anamnese waarin onder anderen is opgenomen: de ervaren klachten, datgene wat zich heeft voorgedaan, het tijdsbeloop, eventuele behandelingen en het effect daarvan en natuurlijk op basis van het neurologisch onderzoek. Soms zijn bij het lichamelijk onderzoek objectiveerbare neurologische afwijkingen te vinden, soms ook niet. Het ontbreken van objectiveerbare neurologische verschijnselen staat een neurologische diagnose geenszins in de weg. In deze casus van slachtoffer ben ik van mening dat de duidelijke verandering, met enerzijds het opnieuw ontstaan van ernstige nekklachten, anderzijds toename van de hoofdpijnklachten, van het tevoren bestaande patroon is opgetreden ten gevolge van het ongeval”.

De overwegingen die de rechtbank Amsterdam maakt, met name het onder punt 3 gestelde op welke onderdelen de diagnose is gebaseerd, passen naadloos in de zaak van cliënte en zullen naar alle waarschijnlijkheid in geval van een Voorlopig Deskundigenbericht in deze zaak tot een gelijkluidende conclusie van de Deelgeschillenrechter uitkomen.

Tot zover de medische en juridische beoordeling van deze zaak.

Reden waarom ik eerst overleg met cliënte wenste te hebben om zodoende informatie te verkrijgen is gelegen in haar baan als verpleeghulp.

Ik meldde u al eerder dat vanwege het klachtenpatroon van cliënte en haar onregelmatige arbeidsuitval (die zij verbloemt door het opnemen van verlofdagen, waardoor een echte vakantie niet meer mogelijk is!) een nieuwe afdelingsmanager, kennelijk mede met het oog op de te treffen bezuinigingen binnen de Organisatie, cliënte in het vizier heeft.

Onterechte kritiek, het opbouwen van een vals personeelsdossier, onjuiste rapporten van de arbodienst (zoals is gebleken), het intrekken van de vrije vrijdag (en daarvoor een dinsdag teruggeven); het moge duidelijke betekenis hebben dat men van cliënte af wil. Bedenkelijk is daarbij de opmerking dat de betreffende nieuwe afdelingsmanager aangeeft dat cliënte niet moet rekenen op een afkoopsom: wie heeft het over ontslag gehad? Cliënte wenst juist tot haar 62-jarige leeftijd in dienst te blijven om dan na een voorbeeldig arbeidzaam leven van haar pensioen te genieten.

Gezien de druk die door de nieuwe afdelingsmanager op cliënte werd/is uitgeoefend heeft cliënte op advies een arbeidsrechtadvocaat ingeschakeld. Inmiddels is cliënte binnen de organisatie overgeplaatst naar een andere Afdeling echter geheel zeker voelt zij zich bepaald niet. Haar ingekleurd personeelsdossier is immers ook op deze nieuwe Afdeling bekend.

Deze arbeidsrechtelijke exercitie heeft cliënte tot op heden € 1.800,00 gekost, dat zij uit een zeer bescheiden inkomen diende op te hoesten.

Met cliënte ben ik van mening, mede ook gezien de conclusies van mijn medisch adviseur dat het geheel in samenhang moet worden gezien met het verkeersongeval van 28 augustus 2007.

Cliënte is bevreesd dat zij ontslagen wordt nu de Organisatie van haar werkgever zoekende is naar een reden tot ontslag. Zoals bekend in de praktijk wordt deze doorgaans vrij gemakkelijk gevonden in het kader van een verstoorde arbeidsverhouding.

Alsdan zal cliënte, gezien haar bescheiden inkomen, toch nog een positie voor de resterende jaren op de arbeidsmarkt moeten zien verwerven, hetgeen gezien haar leeftijd (thans 55 jaar) geen makkelijke opgave is en onmogelijk wordt indien zij bij een sollicitatiegesprek melding maakt (daartoe is zij verplicht) van haar verkeersongeval van 28 augustus 2007 en de daaruit voortvloeiende beperkingen/ klachten in de meest ruime zin van het woord.

Met cliënte ben ik ook hier van mening dat er een samenhang is met het verkeersongeval van 28 augustus 2007.

Mijn advies aan cliënte luidt dat zij in beginsel haar zaak open houdt ter zake het verlies van arbeidsvermogen dat mogelijkerwijs kan optreden.

Voor het verlies van arbeidsvermogen wordt u in hoedanigheid van aansprakelijke verzekeraar aangesproken; zonder meer geeft het vernoemde vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 oktober 2010 aanknopingspunt als we een medisch traject ingaan.

Alsdan zal er allereerst een verzekeringsgeneeskundige alsmede een arbeidskundige de restcapaciteit ter zake het arbeidsvermogen moeten gaan vaststellen. Vervolgens dient dan een reïntegratiespecialist met cliënte feitelijk op zoek te gaan naar een passende baan.

Al met al externe kosten die grond van artikel 6: 96 Burgerlijk Wetboek voor rekening van de aansprakelijke verzekeringsmaatschappij komen. Uit ervaring wordt gesproken wanneer wordt aangegeven dat deze kosten al snel € 25.000 tot € 30.000 belopen.

Cliënte behoeft een aantal uren per week ondersteuning in het huishouden. Simpel gesteld vergt instandhouding van haar baan als verpleeghulp zoveel energie (die als gevolg van het verkeersongeval van 28 augustus 2007 zeer fors is gereduceerd) dat zij niet meer in staat is in het huishouden de noodzakelijke en gewenste activiteiten te doen. Om nog maar niet over het verloren gegane sociale leven te spreken.

Uitgaande van, in het kader van een minnelijke regeling, 3 uren x € 12,50 x 48 weken komt een jaarschade van € 1800,00 in beeld.

Cliënte verkrijgt op basis van de polisvoorwaarden van de Zorgverzekeraar 8 behandelingen fysiotherapie per kalenderjaar vergoedt. Cliënte behoeft evenwel regelmatig fysiotherapeutische behandelingen om zodoende haar arbeidsvermogen, voor zover aanwezig, in stand te houden.

Voor deze instandhouding therapie bereken ik in het kader van een minnelijke regeling 25 behandelingen fysiotherapie bovenop het aantal van 8 behandelingen zoals hiervoor genoemd. Uitgaande van het reguliere uurtarief van € 30,00van een fysiotherapeut kom ik uit op een jaarschade van € 750,00.

Ik verwijs u naar bijgaande Contante Waarde Personenschade berekening van het NRL die uitkomt op een totaal van € 45.179,00.

Cliënte heeft uiteraard recht op vergoeding van smartengeld gesuppleerd met de wettelijke rente vanaf datum ongeval tot aan datum der voldoening. De verstrekte voorschotten zijn geheel en al opgegaan aan de materiële schade.

Indien we de ANWB smartengeldeditie 17e druk 2009, hoofdstuk whiplash uitspraken van de bezien dan komen we daar werkelijk een hoeveelheid aan uiteenlopende rechterlijke waarderingen tegen.

Gezien de aard en de ernst van het letsel van cliënte en de inbreuk die het op haar heeft gemaakt en nog zal hebben op haar verdere leven vind ik hier een smartengeldvergoeding van € 10.000,00 exclusief rente op zijn plaats. Ik zit hier bepaald niet aan de hoogste kant van de rechterlijke uitspraken.

In feite komen de volgende schadeposten in beeld:

1. Schade huishoudelijke hulp + fysiotherapie € 45.179,00
2. Smartengeld exclusief wettelijke rente € 10.000,00
3. Externe kosten € 30.000 ( arbeidsdeskundige, reïntegratie) Voorbehoud
4. Verlies van arbeidsvermogen inclusief pensioenschade/belastingschade Voorbehoud
5. Kosten medische expertises + medisch adviseurs Pro memorie
6. Kosten belangenbehartiger Pro memorie

Voor de schadeposten 4 tot en met 6 zult u uiteraard gezien het voorbehoud voor de toekomst moeten gaan reserveren. U komt in elk geval op de posten 1/t/m 6 uit op een bedrag van € 125.000,00 of meer.

Voor cliënte zijn deze voorbehouden voor haar het meest veiligst. Niettemin vindt u mij bereid te luisteren naar een serieus aanbod om deze voorbehouden af te kopen. Dat zal ik dan vervolgens aan cliënte voorzien van mijn advies voorleggen.

Het bereiken van een regelingsvoorstel wordt dezerzijds ingezet in het kader van een tussentijdse versnelde afwikkeling van deze letselschadezaak. Uit de medische rapporten blijkt, zoals de praktijk veelal uitwijst, dat de lopende letselschadezaak in negatieve zin op cliënte uitwerkt.

Een met u te bespreken regelingsvoorstel geschiedt hoe dan ook onder voorbehoud van alle rechten en weren van cliënte. Bij het niet bereiken van een akkoord in der minne vervallen gedane voorstellen en berekeningen zodat daar zowel daar in als buiten rechte geen beroep op kan worden gedaan.

Mochten wij niet tot een akkoord komen dan zullen wij de verdere Koninklijke weg dienen te bewandelen. Alsdan gaan wij op voor een onafhankelijke medische expertise af te nemen door een neuroloog, bijvoorbeeld dr. Linssen. Gezien de te verwachten weerstand zal ik niet aarzelen om alras bij de rechtbank Den Haag middels een verzoekschrift een Voorlopig Deskundigenonderzoek aanhangig te maken. Die (advocaat) kosten komen er dan ook bij.

Ik wacht uw berichten met belangstelling af.

Met vriendelijke groet,

Johannes de Bruin

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

« « Vorige bericht:  Strafrechtelijke aangifte bij medische blunder | Volgende bericht:  Ohra ga je schamen! » »